Liefde

Zaltbommel. Ik weet niet hoe lang het precies gaat duren voor ik me een Bommelse mag noemen en of daar regels voor zijn. Maar ik ben er achtergekomen dat mijn roots onverwacht ver teruggaan naar deze stad. De eerste ´Flach´(dat is mijn achternaam) geboren in 1749, die van Duitsland naar Nederland verhuisde, vestigde zich nota bene in Zaltbommel. ‘Johann Conrad Flach’ heette de beste man en hij was schoenmaker. Nu wil het vreemde geval dat als ik een jongentje was geweest, mijn ouders mij Coenraad hadden genoemd. Opmerkelijk, omdat er verder helemaal niemand Coenraad heet in de familie en mijn ouders zich nooit zo ver terug in de geschiedenis hebben verdiept. Ook heb ik enige tijd in de schoenenbranche gewerkt. We kunnen dus wel met grote stelligheid beweren dat ik een reïnkanarie ben, dat begrijpt u.

En dan ligt dat mooie pittoreske stadje ook nog eens midden in de bible belt. Bommel schijnt dan nog wel mee te vallen, maar het wordt omringt door gereformeerde gemeenten. ‘The Black panties’ noemen ze deze gelovigen hier en die term vind ik zo extreem grappig, dat ik altijd heel hard moet lachen als ik ’m hoor. Zelf ben ik ook gereformeerd opgevoed, maar niet zo zwaar als bij de zwarte kousen kerk, nee wij waren ‘vrijgemaakt’. Wat het verschil is durf ik niet precies te zeggen, het heeft iets te maken met één of ander artikel. Maar ik zeg altijd: ‘Wij mochten wel met een spijkerbroek aan naar de kerk.’ Toen ik 21 was heb ik me uit laten schrijven, dit tot groot verdriet van mijn ouders. Het zijn dingen die je niet in de koude kleren gaan zitten (of dit nu een spijkerrok is of een spijkerbroek). Heel je jonge leven krijg je mee dat het zo’n beetje het ergste is wat je kan doen, van de kerk afgaan. En dan doe je juist dat. Het is een oud en bekend verschijnsel natuurlijk. Ik wil me niet met de paradijselijke Eva vergelijken, maar zet ergens een boom neer waar je nou net niet aan mag zitten, dikke kans dat je daar toch even van wil proeven.

Op een dag in het centrum van Zaltbommel word ik aangesproken door een jongeman. Of ik in God geloof? ‘Goeie vraag’, antwoord ik, ‘ik denk het wel ja.’ ‘Denk je dat je dan ook in de hemel komt?’ ‘Jazeker!’ repliceer ik. ‘Waarom denk je dat?’ vraagt hij. ‘Omdat God nogal van de makkelijke is.’ Alles aan de jongeman heeft een hoog Andries Knevel gehalte, wat mij een beetje ongemakkelijk maakt. Hij stelt nog meer vragen, waar ik allemaal een antwoord op heb. Op een gegeven moment zeg ik hem dat hij mij echt niks meer hoeft te vertellen, omdat ik na 18 jaar 2 keer per zondag naar de kerk geweest te zijn, heus wel van de hoed en de rand weet. Of ik dan een folder wil. Nee ook niet en een beetje nijdig fiets ik weg. Geïrriteerd omdat ik me even weer niet goed genoeg voelde, omdat iemand vindt dat ik eigenlijk wel naar de kerk zou moeten gaan.

De dagen daarna houdt het me lang bezig. Ik ben pissig op mezelf omdat ik de goedgelovige meneer niet van de juiste repliek heb gediend. Achteraf had ik hem willen vertellen van mijn opa, die zoals mijn moeder altijd zei, zo vroom was als gemalen poppestront (het was mijn vaders vader). Die opa vroeg mij eens: ‘Wat is het belangrijkste in het leven, geloof, hoop of liefde?’ Omdat opa zoals gezegd zo vroom was, dacht ik dat het juiste antwoord wel ‘geloof ’ moest zijn. ‘Nee’, zei opa, ‘Het is de liefde.’ 1 Korintiërs 13, daar staat het, het is een prachtig stukje tekst. Mijn grootvader had vast niet gedacht dat er daardoor een kentering zou komen in mijn gedachtegoed.
Ook had ik de evangelist willen informeren over de Romeinse keizer Marcus Aurelius. Dat hij het volgende claimde: ‘Leef een goed leven, als er goden bestaan die rechtvaardig zijn, maakt het ze niet uit hoe vroom je was, maar ben je welkom om je goede eigenschappen. Als de goden niet rechtvaardig zijn, moet je überhaupt niet in ze geloven. Als er geen goden zijn, heb je toch een nobel leven geleefd dat in de herinneringen van je geliefden voort zal leven. ’ Nou ja iets van die strekking, het woord ‘überhaupt’ heeft ie denk ik niet gebruikt, maar dat zullen mijn Duitse roots zijn die spreken.

Al deze dingen heb ik echter niet gezegd. Het doet er ook niet toe, de jongeman kon mij niet overtuigen en andersom was dat waarschijnlijk ook niet gelukt. En ik moet mijn irritatie laten varen want: ‘De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid.’ Toch mooi hè, zo’n bijbel.