Mevrouw

Met een voorbijganger raak ik in gesprek over oma’s, houtjes, haarden, slot Loevestein, jonkheren en kasteeldames. ‘Hoe noem je dat eigenlijk,’ vraagt hij, ‘iemand die in een watertoren woont?’ ‘Watertorenvrouwe,’ zeg ik. ‘Echt?’ en hij kijkt me met een schuin oog wantrouwig aan. ‘Natuurlijk!’ antwoord ik zo gedecideerd mogelijk.

Tsja, ´Watertorenvrouwe´ klinkt wel een beetje te adelijk eigenlijk en ik ben van alles, maar van adel zeker niet. Nu zit ik de laatste tijd sowieso een beetje in een crisis als het gaat om benamingen. Het valt me op dat er ineens een hoop ´u´ tegen me wordt gezegd en ´mevrouw´. Vaker wel dan niet zeg maar. Als er dan een keertje ´jongedame´ wordt gezegd veer ik helemaal op, ´ja dat ben ik!´ Maar alles wijst erop dat ik echt geen jongedame meer ben.

Toen de eerste rimpels zich openbaarden, zei Remko nog heel lief: ‘De meeste rimpels die jij hebt zijn lachrimpels.’ ‘Maar deze dan!’ riep ik en wees op een, in mijn ogen, gigantische groef. ‘Dat,’ zei de liefhebbende echtgenoot, ‘dat is de slaapvouw.’ Dat twee van mijn mooiste hobby’s zich zo kenbaar moesten maken in mijn gezicht, had van mij niet per sé gehoeven. Als je jarenlang altijd jonger geschat werd, hoop je dat het eeuwig zal duren. Maar alles, maar dan ook alles, heeft een begin en een einde.

Met mijn beste vriendin en nog wat vriendinnen van haar toog ik laatst, ‘for old times sake’ naar een optreden van Wipneus en Pim. (Zie de blog ‘Magie’ van april 2016). Al in de rij kijken we elkaar bevreemdend aan, ‘Staan we hier wel goed?’ De mensen om ons heen lijken allemaal naar een personeelsfeest te moeten, een concert van Bløf of wellicht een theatervoorstelling. Ze zijn een stuk ouder dan wij en heel volwassen, dat vooral. Binnengekomen haast ik me naar de bar om de eerste biertjes te bestellen. Hé een jongeling, een jaar of 19, komt mijn richting op. Hij behoort samen met twee vrienden tot de jongsten in de zaal. Ben benieuwd wat ie van mij moet. Hij zal mijn jeugdige inborst wel herkend hebben. ‘Mevrouw, waar is uw verkleedkleding?’ ‘Jongeman, zal ik jou even een hijs verkopen?’ Dat zeg ik niet, maar dat denk ik wel. Ondertussen is mijn beste vriendin zich behoorlijk aan het opfokken omdat er iemand in een bloemetjesjurk steeds de toch nog swingende heupen tegen haar aangooit. We gaan een verdieping hoger, waar er meer ruimte is en we ons eigen danspodium hebben. Rustig wachten we de komst van Wipneus en Pim af. Als zij eenmaal het podium betreden, kijkt beste vriendin mij geschokt aan. Ja, óók zij zijn ouder geworden. Al gauw wordt het witte overhemd van Wipneus nat van het zweet en tekent er zich een bierbuik in af. Alles heeft een begin en een einde. Lichtelijk gedesillusioneerd keren wij die nacht huiswaarts.

Maar goed terug naar de benamingen. Hoe wil ik dan genoemd worden? Het ligt er ook sterk aan wie wat zegt. Als iemand onder de 25 ´mevrouw´ zegt, heb ik daar in principe vrede mee hoor. Een beetje respect is natuurlijk altijd welkom. Zodra iemand wat dichter bij mijn eigen leeftijd komt (laten we zeggen boven de 35) vind ik het storend. Dan denk ik: ‘Tegen wie loop jij te ‘mevrouwen’ , zeg liever ‘Hé jij daar’ of gewoon niks. Een vrouwelijke collega zegt weleens ‘mupke’ of ‘vrouwke’ tegen me en daar smelt ik dan weer stiekem een beetje van. Maar als een mannelijke collega dat zou doen, vind ik het weer ‘not done’. Het is ook niet gemakkelijk, ik ben ook niet gemakkelijk, dat heb ik nooit gezegd.

Met weer een andere vriendin loop ik op een zaterdag door het centrum van Zaltbommel. Ik kom daar een vrolijke uitbundige kennis tegen. ‘Heeeeeey Torenvrouwtje!!!’ schalt het over de markt.

That’s it, ik doe het er voor!