Remko

De watertorenheer. Hij komt terug van weggeweest en hij is lang weggeweest! Vorig jaar zat hij 38 weken van de 52 in het buitenland. Niet aansluitend, maar toch. Ik zeg weleens gekscherend: ‘Wie is die man die ook op zondag het vlees niet komt snijden?’ Je kan er maar beter een grapje van maken, want anders is het om te huilen. Toen hij rond de kerst thuis was liep ik trots met hem door de stad met het gevoel van ‘Kijk, dit is hem nou, ik heb hem niet verzonnen.’

Dit jaar ben ik de helft van mijn leven samen met de Remkoos. Wie had dat kunnen denken in het begin? Ik niet in ieder geval. Het was het jaar 1999 toen ik in het studentenhuis in ’s-Hertogenbosch kwam wonen, op een gang met zeven andere studenten. Ik was een kleine bozerik, geloof het of niet. Ik vond ze prima, die zes huisgenoten, dat was het, prima. Eén student was er nog niet, die was op stage in Singapore. We hadden zo’n ouderwets telefoonhok, waarin je na elk telefoongesprek de ‘tikken’ op moest schrijven in een schrift. Het hele telefoonhok was volgekrabbeld met simpele doedels van iedereen, maar een aantal tekeningetjes wekten mijn interesse. Graffitiachtige dingetjes van ene ‘Wicky’. Ze waren van de in Singapore stage lopende student. Ik bestudeerde de foto’s van feestjes, die in de gemeenschappelijke woonkamer hingen. Was toch wel benieuwd naar die jongeman die nog niet was gearriveerd.

Op een middag was ie daar ineens. Hij kwam mijn kamer binnen om zich voor te stellen. Ik was gelijk onder de indruk, maar niet positief. Wie was deze gast? Behoorlijk extravert, naar mijn idee zelfingenomen en hij deed me denken aan lullo Kamphuis van de serie ‘Jiskefet.’ ´Toi, toi, toi` zei die toen hij uit mijn kamer vertrok en ik dacht bij mezelf ´Ja, doei!!!´

Tsja, je woonde bijelkaar in huis dus je kon elkaar niet ontlopen. Doorgaans aten we ook met z´n allen en dan leer je elkaar toch beter kennen. Wicky was nogal van de discussies en schuwde het niet om een afwijkende mening te hebben. Geen blad voor de mond. Anders dan anderen.
Op een zaterdag dat ik in Den Bosch bleef, hoorde ik hem bellen met iemand. `Hey´, dacht ik ´hij is wakker´ en ik liep opzettelijk voorbij het telefoonhok. `Hey` hoorde ik hem zeggen, ´Erika is wakker.´ Binnen een mum van tijd legde hij de hoorn erop en raakten we weer verzeild in een ellenlange gedachtewisseling.

´Wicky´ was de bijnaam van Remko, maar dat had u vast al begrepen. We kregen verkering na een paar biertjes teveel (zo omschreef Remko dat laatst in een valentijnsmail en zo was het ook). Ik had echt niet gelijk het idee van ‘dit is de ware, holadiejee.’ Maar ik besefte wel al snel dat ik me niet voor kon stellen hoe het zou zijn, als het uit was. Mijn moeder had vroeger eens gevraagd aan haar moeder: ‘Hoe voelt dat nou, als je van iemand houdt?’ Mijn oma had geantwoord: ‘Als het zover is, dan stel je die vraag niet, dan weet je het.’ Was ik daarvoor nogal een twijfelkont, nu wist ik het. De Remkoos bleek namelijk een buitengewone grappige en lieve meneer te zijn.

Jaren later, wandelden we rond de Oosterplas in Den Bosch. We woonden inmiddels samen in een huisje in een volkswijk. Er was een ‘Is dit alles-gevoel?’. Niet jegens elkaar gelukkig, maar wel voor het leven wat we toen leidden. Daar op die grijze dag, besloten we om naar het buitenland te gaan. Een lang gekoesterde droom van Remko en mij leek het ook wel wat. Een beetje schilderen in den vreemde. We hadden altijd gezegd dat we het niet nodig vonden om te trouwen. Remko werd aangenomen door een Belgisch baggerbedrijf dat trouwen echter wel aanraadde. Het werd mij medegedeeld over de telefoon door Remko. ‘Vraag je me nu ten huwelijk?’ vroeg ik, ‘ja, ik geloof van wel’ zei hij. ‘We hebben het er nog wel over als je thuis bent.’ Onder lichte druk mijnerzijds heeft hij mij nog op een mooie officiële manier gevraagd.

We vertrokken met de afspraak dat als één van de twee het niet meer leuk vond, we beiden weer terug zouden gaan en dat je als je het zelf nog wel naar je zin had, je het de ander nooit kwalijk mocht nemen. Uiteindelijk was de koek op bij ons allebei, gingen we naar Nederland en hadden geen idee wat we met ons leven aan moesten (nog steeds niet hoor). Het was in ieder geval niet de bedoeling weer weg te gaan. En terwijl we een beetje aan het wachten waren tot we wisten wat we gingen doen, kwam er toch weer een baan overzees. Panama, Colombia, Aruba. Maar daar was ook ineens een watertoren. En een watertorendame die het niet meer zag zitten om mee te gaan. En dan samen beslissen om te kijken hoe het loopt, als de één gaat en de ander blijft. Het ging en het was leerzaam. Maar hoe leuk is leerzaam? Dat ik er nu achter ben dat de troep die er in huis gemaakt wordt, toch echt mijn eigen troep is, is gewoon een beetje jammer. Dat ik inmiddels ook goed kook als er niemand is om voor te koken behalve ikzelf, is prettig. Dat ik erachter ben dat ik prima mijn eigen zaakjes kan rooien, is fijn. Dat gevoel was ik een beetje kwijt na jaren de expatvrouw uitgehangen te hebben. Maar het wordt tijd dat de grote expatter zelf weer naar huis komt.

Iemand stelde laatst deze vraag op facebook. ‘Wat is het dat een goeie relatie doet slagen?’ Mijn antwoord was: ‘Een hele hoop humor en lage verwachtingspatronen.’ En daar wil ik nog wel aan toe voegen: ‘Veel ouwehoeren met elkaar, elkaars beste mattie zijn, wat over hebben voor de ander en niet je geluk van die ander af laten hangen.’

Het zal ook wel weer wennen zijn, als ie er weer is. Maak ik me daar weer zorgen over… Maar als ik hem bel en hij enthousiast roept: ‘Heeeeey liefjenpiefjens!’ dan denk ik dat het wel goed komt.