Buren

Het blijft een sprookje, wonen in de toren. Wat het allemaal nog sprookjesachtiger maakt is dat we geen buren hebben. Want ´Beter een verre vriend, dan een slechte buur´ luidt het gezegde, toch? Het geeft werkelijk waar een ongekend gevoel van vrijheid, dat je zelden tot nooit rekening hoeft te houden met anderen in je eigen woonomgeving. Ik was vroeger iemand die weleens verzuchtte: ´Zat ik maar in een hutje op de hei`. Nu zit ik daar gewoon echt, oké het is geen hei en wel een heel hoog hutje, maar ik ben er content mee.

Irritatie numero uno is natuurlijk geluidsoverlast. Als je je eraan ergert is het vervelend, maar als je zelf degene bent die voor die overlast zorgt, is het minstens zo akelig. En dat laatste is bij ons vaak het geval geweest. Niet dat we zulke extreme herriemakers zijn hoor, maar we hebben weleens in gehorige huizen gewoond en gevoelige buren gehad. Onze eerste buurvrouw was iemand die zelfs nestjes uit de bomen haalde omdat ze niet tegen vogelgeluiden kon. Daar ben je dan mooi klaar mee. Echt een gezelligerd, ze werd door de buurtkinderen ook wel ‘heks ’ genoemd.

In het buitenland was ik altijd zeer blij als we na een beginperiode in een hotel weer in een gewoon woonhuis terechtkwamen. Op de laatste buitenlandbestemming ergens in Argentinië had ik een fijn appartement gevonden, zo dacht ik. Het was ook fijn, maar nadat we onze spullen verhuisd hadden en onze eerste avond op de nieuwe stek zaten, werd er beneden aangebeld. Op het videoscherm van de intercom zagen we het boze hoofd van onze blijkbaar benedenbuurvrouw die helemaal over haar toeren was en tekeer ging over schuivende stoelen en wat al niet meer. Welkom in je nieuwe huis! Het bleek een type te zijn van nergens tegen kunnen en de hele dag de rolluiken dicht, hiephoi. De buurman daaronder vertelde me, dat als zij naar hem belde om te klagen over de muziek die te hard stond, hij de muziek nog harder zette en dan riep: ‘Wat? Ik kan je niet verstaan, de muziek staat te hard.’ Ook een manier.

Buren kunnen soms te gastvrij zijn. In Den Bosch woonde er in de buurt een stel dat altijd ‘s zomers, zoals echte Bosschenaren betaamd, in de voortuin bier aan het drinken was. Als we langsliepen werden we uitgenodigd en kon het nog een lange avond worden. Best leuk, maar niet altijd en niet opgedrongen. Ze waren dikke vrienden met hun overburen, maar dat is op een zekere dag fout gegaan en de politie is er toen zelfs nog aan te pas gekomen. De ruzie ging over een krat bier geloof ik. Hij was wel aardig, want hij luisterde naar reggae en dan deug je al snel in mijn optiek. Maar voor haar was ik echt een beetje bang. Soms stond ze zo zat als een aap op de stoel te dansen op de muziek van Frans Bauer en kregen we toch echt zin om naar huis te gaan. Het was ook doorgaans doordeweeks in ons werkende leven. Als we dan aanstalten maakten, ging ze voor ons staan met een woeste kop en riep: Gij gaot hier nie weg, vurdà gij d’r nog inne vat! Wat zoiets betekent als: ´Ik doe je wat, als je nu geen biertje neemt!´ En dan ging je dus mooi de volgende dag met een fikse kater aan de arbeid.

Een goeie buur is natuurlijk wel leuk, ik heb ze alleen niet zo vaak voorbij zien komen. En verre vrienden hebben we genoeg. Soms zou ik willen dat die verre vrienden wat dichterbij zouden wonen. Dat dan weer wel. Maar we hebben in ieder geval een leuke huisgenote en dat is ook veel waard. En het mooie is dat we in huis ook geen last hebben van geluidsoverlast van elkaar. Er zitten gewoon teveel verdiepingen tussen, ideaal. En als we dan in de keuken de afwas staan te doen en zij zet haar muziek op, is dat goeie muziek, want daar hebben we haar op uitgekozen.