Soms kom je in gesprekken terecht waarvan je denkt: ‘Hoe ben ik hier eigenlijk terechtgekomen?’ Zo zat ik een keer in een conversatie over het wel of niet aanschaffen van een tweede afwasmachine. Na het een tijdje aangehoord te hebben zei ik: ‘Jongens, ik heb een teiltje.’ ‘Ja maar jij hebt een toren, ’ zei het gezelschap en daar hadden zij dan weer gelijk in.
Het is soms een beetje gênant, hoe ik zelf mijn identiteit zit te koppelen aan waar ik woon. Ik hoor het mezelf ook doen. In mijn werk kom ik nogal veel mensen tegen die ik nog niet ken. Op de één of andere manier weet ik het gesprek vaak te manoeuvreren naar een ‘Ik woon hier vlak in de buurt situatie, pompiedom in die oude watertoren weet je wel.’ ‘Echt waar? Wat bijzonder!’ ‘Uitslover’ denk ik dan, ‘daar ga je weer.’
Op feesten en partijen had ik er altijd de schurft aan als mensen aan me vroegen wat ik voor werk deed. Ik vond het niet fair dat ik het gevoel kreeg dat je beroep zegt wie je bent. Daarom stel ik die vraag zelf ook het liefst niet. Tenzij het gesprek zo moeizaam is, dat je niet anders kan. Ik wil liever weten welke muziek je leuk vindt, of je van koriander houdt, of je melk in je koffie drinkt en als je thee drinkt, welke. En als ik erbij zeg dat ik mijn mening wat ik van je vind op de uitkomst baseer, is dat natuurlijk maar scherts. (Echter: Funk, hiphop, soul, blues, vleugje jazz, reggae, ja tegen koriander, zwarte koffie, als je thee drinkt, liefst sterremunt, in ieder geval geen rooibos: dikke plus!).
Soms zei ik dat ik kunstenaar was. Dat doe ik nog weleens in een dolle bui. Maar eigenlijk wil je de rits vragen die erop volgt ook helemaal niet beantwoorden. Laatst belde ik met een vriendin van vroeger van de kunstacademie: ‘Ik heb me lang schuldig gevoeld dat ik te weinig maakte’ zei ik. ‘Schuldig?’ zei zij. ‘Ja schuldig, ik ben gereformeerd opgevoed weet je nog en dus in zonde ontvangen en geboren, wij hebben schuld uitgevonden.’ ‘En bij jou, ’vroeg ik, ‘hoe staat het met jou met de kunsten?’ ‘Ik ben er mee opgehouden om mezelf zo serieus te nemen’, zei zij, ‘ik ben er wel even klaar mee.’ Hè verfrissend, zo kan het dus ook.
´Kunstenaars zijn egotrippers´ zei iemand lang lang geleden eens tegen me. En daar zou nog best weleens een dikke kern van waarheid in kunnen zitten. ´Kunstenaars denken vaak in problemen, terwijl ontwerpers bijvoorbeeld in oplossingen denken´, een mooie opvatting die ik pas hoorde, mooi en pijnlijk, want herkenbaar. Ik weet niet of ik wel zo graag een kunstenaar wil zijn.
Een neef van Remko appt me ineens. Da´s waar ik zou nog een keer een verhaal voor hem schrijven over het feit dat ik nu een baan heb waar ik heel blij van wordt. ´Ha Erika´, luidt de whatsapp, ´wil jij nog eens je succesverhaal schrijven mbt je werk? Jij bent wat dat betreft een prachtige powervrouw die het toch maar even geflikt heeft, jaaaarenlang geen baan en zomaar een te gekke functie te pakken!!´ Die a’s in dat jarenlang die doen het hem natuurlijk. Het is ook zo, ik was een expatvrouw en wat doe je dan eigenlijk? Een paar uurtjes in de week Nederlandse les geven aan Spaans sprekende kleuters (waar ik eerlijkheidshalve echt heel slecht in was). Twee keer drie weken gewerkt als invalster gedetineerdenbegeleidster op de ambassade (dat kon ik wel goed al zeg ik het zelf). En nog wel een behoorlijk tijdje aan de arbeid in een backpackershostel als receptiedame. Bijna dezelfde functie die ik nu bekleed alleen dan in een net iets andere setting. Op het moment ben ik de dame die bij de ontvangst staat bij een bedrijf dat opleidingen en trainingen geeft in softskills. Als nu iemand me vraagt wat voor werk ik doe, zit ik daar niet meer zo mee. Ik heb een pasklaar antwoord en dat is prettig. En o ja, weet je waar ik woon?