‘Als je eenmaal de keuze hebt gemaakt om in het buitenland te gaan wonen, zal je je overal snel thuis voelen en tegelijkertijd weet je niet meer waar je echte thuis is’, het is een zelfbedachte uitspraak die ik mezelf regelmatig heb horen zeggen. Ik begin er echter sterk aan te twijfelen of deze opvatting wel juist is.
In 10 jaar tijd hebben we op 8 verschillende plekken gewoond. In Buenos Aires hebben we vier en half jaar van ons leven mogen spenderen. Dat voelde op een gegeven moment wel als een soort van thuis. We kregen er de tijd om te wonen, te werken en om vrienden te maken. Voornamelijk Vlaamse of Nederlandse vrienden. Je zoekt elkaar toch op. Het is altijd grappig hoe men in Nederland er de mond vol van heeft dat mensen van buitenaf zo snel mogelijk moeten integreren, alsof het zo simpel is. ‘Kom op, even lekker integreren, niemand zit op je te wachten, maar gewoon vlug vlug de taal leren, een beetje meedoen, op een ‘normale’ manier dat wel, eet een boterham met kaas, glas melk erbij en je bent er.’ Ik zeg niet dat ik niet voor integratie ben, alleen zou het wel leuk zijn als mensen zich een klein beetje realiseren hoe lastig dat is. Mijn hemel, het is soms al moeilijk als je met een nieuwe baan begint, laat staan als je in een heel ander land gaat wonen. Wij hadden nog het voordeel dat we bijvoorbeeld collega’s hadden van Remko die in hetzelfde schuitje zaten. Dat schept gelijk een band. Je wordt vrienden met mensen die je in je eigen buurt misschien niet zo snel had uitgekozen. Het verruimt je blik en dat is altijd goed. De Argentijnen zaten ook niet per definitie om ons te springen en dat is heel logisch. De meeste mensen maken hun vrienden op school. De lagere school, de middelbare school, wellicht nog bij de vervolgopleiding. Misschien wat buurtvriendjes, her en der een collega, maar op een gegeven moment is het wel klaar met vrienden maken. Je hebt er genoeg en daar hoeven niet twee gekkies bij die de taal slecht spreken. Het is trouwens heel moeilijk om je persoonlijkheid te laten zien in een taal die je niet volledig machtig bent, daar gaan wel wat jaren overheen.
Konden we eindelijk wat grappen maken in het Spaans, verhuisden we naar Brazilië, begon het feest opnieuw. We woonden vaak ook nog eens in chique buurten, wat het geheel er niet makkelijker op maakte. Ik kon me niet indenken dat ik vriendinnen zou kunnen worden met opgedirkte strak in het vel zittende modepoppetjes. Daar ging mijn verruimde blik.
Vele omzwervingen later kwamen we in Zaltbommel terecht. Weer opnieuw beginnen op een plek waar je nagenoeg niemand kent. Een klein voordeel was er wel. Twee gekkies in een gekke toren. Die toren heeft mij zeker geholpen met het maken van nieuwe contacten. Ik durf zelfs te zeggen dat ie meegeholpen heeft met het krijgen van een baan. Ik had een sollicitatiebrief geschreven, maar hoorde niets terug. Mijn schoonzus riep: ‘Ik weet dat je het vervelend vindt, maar je moet bellen, altijd bellen.’ En zo gebeurde het, ik belde en vertelde uiteraard over de toren. Zeker weten doe ik het niet, maar ik vermoed dat het nieuwsgierig maakte. En zie daar, een baan met inmiddels sinds kort ook nog eens een vast contract, ja, ja, zo kan het gaan.
Mijn schoonouders kwamen een tijdje terug op bezoek en liepen met koffers en al vanaf het station naar ons toe. Er stopte een auto. De bestuurster vroeg: ‘Waar moet u naar toe, ik kan u wel even brengen?’ Het hoefde niet zo nodig van mijn schoonouwe lui, maar ze vertelde toch maar dat ze naar de oude watertoren moesten. ‘Oh naar Erika, stap maar in, ik rijd jullie wel even!’
Ik word daar zo blij van, van dat soort verhalen. De chauffeuse was een bestuurslid van Kunstmin, waar ik ook lid van ben. Wij organiseren de atelierroute Kunst, Kiezel en Klei. Zo’n clubje en zo’n evenement helpen fijn mee met weer een beetje meer thuisgevoel.
Terug van een vakantie in de zon, fiets ik wat melancholisch het centrum in. Toch weer even wennen aan de winterkou, de druilerigheid en het gewone leven. Al snel zie ik vriendin nummer één, ‘Zullen we een bakkie doen?’ vraagt ze. ‘Ja graag’ en we wandelen richting ‘In De Roos.’ Onderwijl komen we bevriend kunstenaar uit Rossum tegen die me in de rondte zwiert en roept dat de toren me zo gemist heeft. Na de koffie doe ik nog snel een boodschap en zie weer een bekende in een winkel staan. ‘Er was voor je gebeld, iemand wilde je nummer, iemand van de krant.’
Ik ben thuis, het mag in de krant.